Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Vindplaatsen:
Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Conclusie



Mr. Hartkamp

Conclusie inzake

nr. R 99/069 HR [verzoeker]

Parket, 7 januari 2000 tegen

De gemeente Zeist

Edelhoogachtbaar College,

Feiten en procesverloop

1) Verweerster in cassatie, de gemeente Zeist, heeft bij verzoekschrift van 19 juli 1995, ingekomen ter griffie van het kantongerecht Utrecht op dezelfde datum, de kantonrechter, na vermindering van eis, verzocht te bepalen dat van verzoeker van cassatie, verder te noemen belanghebbende, kan worden teruggevorderd aan hem verleende bijstand (RWW) over de periode van 15 maart tot 1 november 1994 op de grond dat belanghebbende niet aan zijn informatieverplichting had voldaan. Belanghebbende zou de gemeente niet hebben geïnformeerd dat hij niet daadwerkelijk woonachtig was op de adressen [adres 1] en [adres 2].

De kantonrechter heeft bij beschikking van 9 januari 1996 aan belanghebbende opgedragen te bewijzen 1) dat hij nagenoeg de gehele periode vanaf 15 maart 1994 tot 1 november 1994 heeft ingewoond bij [betrokkene] aan de [adres 2] te [woonplaats]; 2) dat hij in voornoemde periode, voor het geval hij niet bij [betrokkene] inwoonde, elders in de gemeente [woonplaats] woonde en dat de ambtenaren van de Gemeentelijke Sociale Dienst te [woonplaats] door hem hiervan in kennis waren gesteld dan wel op enige andere wijze hiervan kennis droegen.

Na getuigenverhoor heeft de kantonrechter het verzoek bij beschikking van 22 januari 1997 toegewezen. Blijkens het zich in het A-dossier bevindende originele afschrift werd de beschikking op 23 januari 1997 aan mr. Klinkhamer-Muideman, de gemachtigde van belanghebbende, verzonden of afgegeven.

Namens belanghebbende is tegen de beschikking bij ongedateerd appèlschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank d.d. 24 maart 1997, hoger beroep ingesteld. De rechtbank heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd bij beschikking van 27 januari 1999.

Hiertegen heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld bij beroepschrift d.d. 24 maart 1999, ter griffie ingekomen op dezelfde datum. Zijdens de gemeente is incidenteel beroep in cassatie ingesteld. Beide partijen hebben een verweerschrift ingediend.

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep

2) Nu het inleidend verzoekschrift tot terugvordering is ingediend voor de inwerkingtreding van de Wet van 12 april 1995, Stb 199 (i.w.t. 1 januari 1996) zijn ingevolge art. X van de Wet van 15 april 1992, Stb. 193 (i.w.t. 1 augustus 1992) de artikelen 61 tot en met 66 en 71 van de oude Algemene Bijstandswet blijven gelden. Hetzelfde gold - blijkens HR 27 oktober 1995, NJ 1996, 237 - voor art. 67 ABW (oud), hoewel daarnaar in de wettekst niet expliciet werd verwezen. Dit betekent dat de beroepstermijn 4 weken na de dag van verzending van de beschikking eindigt en de cassatietermijn ingevolge art 426 lid 2 Rv acht weken bedraagt. Hoewel niet duidelijk is wanneer de beschikking van de rechtbank is verzonden, is het beroepschrift in cassatie in ieder geval tijdig ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen, namelijk op 24 maart 1999; dus binnen 8 weken nadat de beschikking is gewezen en dus op z’n vroegst is verstuurd.

Beoordeling van het incidenteel cassatiemiddel

3) Zoals de gemeente in haar incidentele beroep evenwel met recht aanvoert, heeft de rechtbank de voormelde procesrechtelijke bepalingen in haar beschikking van 27 januari 1999 miskend. Ingevolge die bepalingen diende hoger beroep immers te worden ingesteld uiterlijk vier weken na 23 januari 1997. De ontvankelijkheid van het beroep diende de rechtbank ambtshalve te toetsen; zie bijv. Hugenholtz-Heemskerk, Hoofdlijnen, 1998 nr. 176, Snijders-Wendels, Civiel appel, 1992, nr. 10.4.1 en HR 24 maart 1995, NJ 1995, 348.

Anders dan in het incidenteel verweerschrift nog wordt aangevoerd brengt het feit dat de gemeente incidenteel heeft geappelleerd ten einde de beschikking alsnog uitvoerbaar bij voorraad te laten verklaren, niet mee dat het principaal beroep alsnog als tijdig ingediend moet worden beschouwd. De gemeente had immers ambtshalve eveneens niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard; zie Hugenholtz-Heemskerk, Hoofdlijnen, 1998,nr. 183.

4) Het incidentele cassatieberoep slaagt derhalve, zodat de beschikking van de rechtbank moet worden vernietigd en de belanghebbende niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter te Utrecht van 22 januari 1997. Het principale cassatieberoep behoeft geen behandeling.

Conclusie

De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 27 januari 1999 en tot niet-ontvankelijkverklaring van belanghebbende in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter te Utrecht van 22 januari 1997.

De Procureur-Generaal bij de

Hoge Raad der Nederlanden

(Advocaat-Generaal)


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature